Werkruimte eigen woning – definities

Werkruimte eigen woning – definities

De kosten van de werkruimte
Het gaat om de kosten die verband houden met de werkruimte.
Dit zijn:
– vaste lasten
– inrichting van de werkkamer

Onder de vaste lasten vallen:
– onderhoud aan het casco
– gas, water en energie
– heffingen (riool, waterschap, afval)
– opstal en inboedelverzekering
– huur (verminderd met huurtoeslag) bij een huurwoning

Onder de inrichtingskosten vallen:
– inventaris (bureau,stoelen,kast(en)
– behang,verf, vloerbedekking

Inrichtingskosten die specifiek verbonden zijn aan het beroep of je bedrijf zijn altijd aftrekbaar. Een gewoon bureau, kast of stoel valt daar niet onder, daarvoor moet je echt voldoen aan de criteria voor een werkruimte. Ook al gebruik je het bureau e.d. alleen zakelijk. Het valt onder de inrichting van een werkruimte.

Zelfstandigheidscriterium werkruimte
Een werkruimte is zelfstandig als deze duidelijk is te onderscheiden door uiterlijke kenmerken.
Bijvoorbeeld door:

    – een eigen opgang of ingang
    – andere voorzieningen in de werkruimte, zoals eigen sanitair (toilet en watervoorziening)
De werkruimte zou u ook als zodanig kunnen verhuren aan bijvoorbeeld een onbekende.
Bron: toelichting zelfstandige werkruimte rekenhulp belastingdienst

Inkomenscriterium
Het inkomenscriterium stelt dat jij je inkomen grotendeels in deze ruimte verdient.

Is dit je enige werkruimte:
– minimaal 30% van je totale inkomsten verdien je in de werkruimte
EN
– minimaal 70% van je totale inkomsten verdien je in of vanuit de werkruimte.

Heb je naast de werkruimte in je eigen woning elders nog een werkruimte:
– minimaal 70% van je totale inkomsten verdien je in de werkruimte

Totale inkomsten?
Het inkomenscriterium moet je ieder jaar opnieuw beoordelen en heeft betrekking op al je inkomsten:
– winst uit onderneming
– inkomsten uit loondienst (loon, ziektewetuitkeringen)
– uitkeringen (zoals AOW, pensioen, lijfrente, bijstand)
– bijverdiensten uit overig werk

In of vanuit de werkruimte?
Met “in of vanuit” wordt bedoeld dat je voor een deel van jouw feitelijke werkzaamheden de werkruimte gebruikt, ook wanneer je voor een deel feitelijk bij een opdrachtgever of klant op locatie werkzaamheden verricht.

Met “in” wordt bedoeld dat je 30% of 70% van je werktijd ook daadwerkelijk in de werkruimte hebt besteed. Dus bij een werkweek van 45 uur is dat resp. 13,5 of 31,5 uur.

Voorbeeld deel binnen en deel buitenshuis: bij een ZZP-er die 100% thuis voor klanten en opdrachtgevers digitaal foto’s bewerkt is het ondermeer duidelijk dat aan het criterium wordt voldaan. Het wordt al lastiger wanneer er ook opdrachten bij klanten op locatie worden uitgevoerd. Stel dat deze ZZP-er voor drie dagen (8 uur per dag) thuis werkt en 2 dagen (16 uur per dag op locatie). De opdrachten thuis leveren €20.000,- op en die op locatie €30.000,-. Er is dan sprake van 40% (20.000/50000*100%) van de inkomsten behaald ‘in’ de werkruimte, maar nog steeds 100% van de inkomsten behaald ‘in of vanuit’ de werkruimte.

Voorbeeld deel winst uit onderneming en deel loondienst/uitkering: stel dat de ZZP-er uit ons voorbeeld de twee dagen op locatie in loondienst is (met dezelfde opbrengst). Dan wordt nog steeds 30% behaald ‘in’ de werkruimte. Maar ook ‘in en vanuit’ de werkruimte. De inkomsten uit loondienst vallen immers wel onder het totale inkomen, maar niet onder het inkomen waarvoor de werkruimte nodig is. Ook inkomsten uit overige werkzaamheden of uitkering worden op dezelfde wijze toegepast.

Voorbeeldberekening Werkruimte
Of het ook interessant is om de kosten van de werkkamer af te trekken is geheel afhankelijk van jouw specifieke persoonlijke situatie. Om een goede afweging te kunnen maken is inzicht in de fiscale voor- en nadelen nodig. Dit zijn ingewikkelde en kostbare berekeningen. Om je toch enig idee te geven is onderstaand een voorbeeld uitgeschreven met daarna een aantal zaken die tot andere keuzes kunnen leiden (de addertjes onder het gras)

Voorbeeld: Woning behoort tot het privévermogen
In deze situaties valt de werkruimte niet tot de eigen woning in box 1 maar tot de bezittingen in box3. Concreet wil dat zeggen:
– lagere aftrek betaalde hypotheekrente (fiscaal nadeel)
– lagere bijtelling huurwaardeforfait (fiscaal voordeel)
– hoger vermogen in box 3 (fiscaal nadeel)

Een rekensom, stel:
– eigen woning van 200m2
– werkkamer van 25m2
– woz-waarde €400.000,-
– hypotheek van €300.000,- tegen 4% rente

Laat je alles zoals het is dan is de aftrekpost eigen woning:
– hypotheekrente (4% van 300.000) = €12.000,-
– min het huurwaardeforfait (0,75% van 400.000) = €3.000,-
– Saldo aftrekpost (12.000 – 3.000) = €9.000,-

Wil je de kosten werkruimte wel aftrekken dan wordt het deel van de werkkamer (25m2) overgeheveld van Box1 naar Box3. Dit doe je door:
– de waarde van de woning voor het huurwaardeforfait te verminderen met 25/200ste van 400.000 (=€50.000,-). De huurwaarde wordt nu €350.000,-.
Het huurwaardeforfait wordt nu (0,75% van 350.000) = €2.625,-
– hypotheek verlagen met 25/200ste van 300.000 (=€37.500,-). De hypotheekschuld in box wordt nu (300.000- 37.500) = €262.500.
De aftrekbare hypotheekrente wordt hierdoor ook 25/200ste lager en komt dan uit op (4% van 262.500) €10.500,-.
– de waarde van de werkkamer (25/200ste van 400.000= €50.000) als vermogen en de waarde van het hypotheekdeel (25/200ste van 300.000= €37.500,-) opnemen in box3. Het box3 vermogen stijgt hierdoor dus met (50.000-37.500) €12.500,-

Daarnaast mag je nu natuurlijk de kosten van de werkruimte aftrekken. Deze bestaan uit:
– 25/200ste van de vaste lasten (stel dat deze €8.000,- zijn)
– 4% van de waarde van de werkruimte in Box3 (4% van 50.000 = €2000,-)

De aftrekpost inclusief verwerking van de kosten werkruimte is nu:
– hypotheekrente (4% van 262.500) = €10.500,-
– min het huurwaardeforfait (0,75% van 350.000) = €2.625,-
– plus 4% waarde werkruimte (4% van 50.000) = €2000,-
– plus het aandeel in de vaste lasten (25/200ste van 8.000) = €1.000,-
– Saldo aftrekpost (10.500 – 2.625 + 2.000 + 1.000) = €10.875,

In dit voorbeeld zal, bij een belastingpercentage van 41% het opnemen van de werkruimte in de aangifte leiden tot een fiscaal voordeel van en kleine €800,- (10.875 – 9.000 = €1.875,-). Let wel dat de exacte hoogte van de vaste lasten invloed hebben op de hoogte van de aftrekpost en dus het fiscale voordeel.

De fiscale overweging
1. Vermogensbelasting Box3
In het voorbeeld is het vermogen in Box3 met €12.500,- toegenomen. Afhankelijk van het totale vermogen in box3 zorgt dit voor een extra te betalen vermogensbelasting tussen de €0,- en maximaal €202,50. Een deel van het belastingvoordeel kan dan al weer weg zijn.
2. Ondernemersaftrek
Het aftrekken van de de kosten voor de werkkamer zorgt voor een lagere winst en dus ook een lagere winstvrijstelling. In ons voorbeeld is dit 14% van €3.000,- = €420,- minder winstvrijstelling.
3. Niet altijd voldoen aan inkomenscriterium
Zoals eerder aangegeven moet je ieder jaar het inkomenscriterium beoordelen. Als je een jaar hier niet aan (kunt) voldoen, dan blijft je werkkamer toch in box3. Je hebt dan niet de lusten (aftrekbare kosten) maar wel de lasten (lagere aftrekpost eigen woning) en dus een fiscaal nadeel.
4. Pensioen
Door de hogere kosten, en dus lagere winst kan dit ook van invloed zijn van de het bedrag dat je in een pensioenpotje kunt storten. De hoogte hiervan is immers (tot een maximum) gekoppeld aan de winst.

Afhankelijk van je persoonlijke situatie ( b.v. wel/geen partner met wel/geen inkomen uit loondienst/onderneming) die van invloed kunnen zijn op het fiscale resultaat. In eerste instantie lijkt het voordeliger, maar met alle plussen en minnen is het maar de vraag of per saldo er een fiscaal voordeel of juist nadeel ontstaat. Zeker als je niet altijd aan het inkomstencriterium denk te kunnen voldoen.